Veel vrijwilligers van Stichting Volharding die de protestantse kerkdiensten België ondersteunen, kennen hen héél goed: de aalmoezeniers. Maar voor veel anderen zijn ze waarschijnlijk minder bekend, hun werk vindt letterlijk plaats achter gesloten deuren. Daarom vertelt protestants aalmoezenier Benjamin van den Akker over zijn werkzaamheden tussen de Belgische gevangenismuren.
‘Het is inmiddels bijna vierendertig jaar geleden dat een kennis mij uitdaagde om eens na te denken over de vraag of het aalmoezenierswerk in de gevangenis iets voor mij zou kunnen zijn. En om daarvoor te gaan bidden. Hoe weet je nu of dit werk ‘iets’ voor je is? Ik denk dat het een combinatie is van een aantal factoren. Allereerst wanneer anderen – je vrouw, je voorganger of predikant – je vragen of ‘het’ in je zien. Daarnaast speelt mee hoe je zelf tegenover dit werk staat: Zou je jezelf dit zien doen? Ten derde noem ik, en dat is niet onbelangrijk: denk je dat God het van je zou willen? En ten slotte: ben je bereid om er offers voor te brengen in de vorm van tijd en inspanning?
Na enige tijd heb ik mij inderdaad aangemeld. Er volgde een lange periode van ‘geen reactie’, waarbij ik er al vanuit begon te gaan dat het blijkbaar niet de wil van God was dat ik dat werk zou gaan doen. Maar in september 1985 kreeg ik een telefoontje met de vraag of ik nog interesse had. Ik kon een maand later al beginnen, in Leuven.
Gaandeweg, met vallen en opstaan, heel voorzichtig en door veel te luisteren ben ik begonnen. Aan het einde van de eerste dag, toen ik bij de poort weer in de vrijheid wilde stappen, zei een oude cipier tegen mij: ‘Meneer, dit was uw eerste dag?’ ‘Ja’, zei ik. ‘U hebt veel problemen aangehoord?’ ‘Ja’, zei ik weer. ‘Laat die problemen hier achter deze deur!’ Een wijs advies! Want als aalmoezenier word je met heel veel problemen van mensen geconfronteerd. Het geweldige is dat we deze mensen, met hun problemen, bij de Almachtige kunnen brengen. Hij is bij machte oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen. Het is een voorrecht deze mensen bij te staan, een luisterend oor voor hen te zijn. En hen door te verwijzen naar God, naar Jezus Christus. Om hen te bemoedigen, aan te moedigen in hun geloof. En om mensen tot daadwerkelijk tot vernieuwing te zien komen.
Mijn dag in de gevangenis te Beveren ziet er als volgt uit: Rond tien uur kom ik binnen met mijn rugzakje en een gitaar. Ik bezoek dan de cellen en heb gesprekken tot een uur of twaalf. Dan eet ik wat en heb weer gesprekken tot half twee. In de gevangenis is er dan ‘appel’ tot twee uur. Deze tijd gebruik ik voor het bijwerken van mijn administratie. Rond half drie ga ik weer verder met gesprekken, tot kwart over vier. Vervolgens geef ik een uurtje gitaarles aan enkele gevangenen (die ook naar de eredienst komen). Na deze lessen maak ik de kapel klaar voor de eredienst, die wordt gehouden van zes uur tot half acht (of soms tot kwart voor acht). Rond een uur of acht ga ik weer naar huis.
Wanneer er een koor (een muziekgroep van Stichting Volharding of Pro Deo uit Nederland) op bezoek komt, betekent dat natuurlijk meer voorbereiding, maar het heeft een mooi effect op de mannen en het wordt enorm gewaardeerd. De inbreng is van onschatbare waarde, de opkomst is een getuige van waardering.
Soms krijg ik een brief, een telefoontje of een mail van iemand die weer op vrije voeten is. Daarin wordt dan vaak de dank uitgesproken voor de gesprekken, de bemoedigingen, de Bijbelverhalen en de gebeden. In onze kerk in Mechelen hebben we regelmatig een of meerdere bezoekers, die God hebben leren kennen binnen de muren en daardoor een nieuw leven konden opbouwen. Het is dus niet alleen een opdracht van God, maar ook een zegen dit werk te mogen doen.’